© Damon Educatie
Login

Paragraaf 7Voor de docent(e): toetsvragen bij hoofdstuk 2

Vraag 1

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)

a. De Boeddha stuurde Kisa Gotami op pad om mosterdzaad te vergaren; als ze voldoende mosterdzaad had verzameld, zou hij haar dochter levend maken.
b. Hoe groot is de kans dat deze patiënt bij een hartoperatie overlijdt? is een voorbeeld van een zinvraag.
c. Lijden mag dan op zich wel een negatieve ervaring zijn, toch zoeken mensen het lijden soms bewust op.
d. Kan paracetamol een gevaar voor de gezondheid zijn? is geen zinvraag maar een gewone vraag.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken c. en d. zijn juist.

 

Vraag 2

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)

a. In het hoofdstuk over lijden en dood wordt onderscheid gemaakt tussen lijden waarvoor mensen wel en niet kiezen.
b. Ernstig lijden wordt natuurlijk lijden genoemd.
c. Onvrijwillig lijden wordt ook wel psychisch lijden genoemd.
d. In het verhaal over Kisa Gotami wordt het onderscheid tussen psychisch en geestelijk lijden duidelijk.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraak a. is juist.

 

Vraag 3

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)

a. De enige reden dat mensen ooit lijken te kiezen voor het lijden is dat ze mooi willen zijn, zoals bij het laten zetten van een piercing.
b. We hebben gezien dat mensen in de sport niet kiezen voor lijden want wie bijvoorbeeld zijn been breekt bij een voetbalwedstrijd kiest daar niet voor.
c. We hebben in dit hoofdstuk gezien dat zin geven aan lijden de beste manier is om pijn en verdriet te onderdrukken.
d. Aan vreselijk lijden en verdriet kunnen mensen geen zin ontlenen want dat lijden gaat nooit meer over.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraak e. is juist

 

Vraag 4

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)

a. In dit hoofdstuk hebben we onderscheid gemaakt tussen natuurlijke en menselijke oorzaken van lijden en daarbij ook gezien dat er mengvormen van beide bestaan.
b. In het hoofdstuk over lijden en dood wordt de vraag gesteld of men vaak niet te snel spreekt van een natuurlijke oorzaak van lijden.
c. Als je zegt ‘dode door te hard rijden’, duid je op een menselijke oorzaak van lijden.
d. Bij het lijden als gevolg van een aardbeving spreken we uitsluitend van een natuurlijke oorzaak van lijden.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a., b. en c. zijn juist.

 

Vraag 5

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)

a. Voor een christen horen lijden en dood onlosmakelijk bij het menselijk bestaan.
b. In het verhaal over de zondeval van Adam en Eva zegt God dat mensen stof zijn en tot stof terugkeren.
c. In het mythische verhaal over de zondeval herkennen christenen dat het menselijk bestaan gekenmerkt wordt door onvolmaaktheid, lijden en dood.
d. Het verhaal over de zondeval kun je lezen in het evangelie van Marcus.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken a., b. en c. zijn juist.

 

Vraag 6

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)

a. In het verhaal over het sterven van Jezus laat Marcus geen twijfel bestaan: dat lijden is zinvol omdat daardoor de hemelpoort geopend wordt.
b. Het lijden en sterven van Jezus wordt met één woord ook wel ‘de zondeval’ genoemd.
c. De beschrijving van het lijden en sterven van Jezus past binnen wat we gezien hebben in dit hoofdstuk: het lijden zelf is zinloos; achteraf kunnen mensen zin toekennen aan lijden.
d. Voor het christendom hebben lijden en dood niet ‘het laatste woord’.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Uitspraken c. en d. zijn juist.

 

Vraag 7

Welke van de volgende beweringen is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 antwoorden juist/onjuist zijn.)

a. Atheïsten zeggen vaak dat mensen hun sterfelijkheid en eindigheid onder ogen moeten zien.
b. Atheïsten beweren dat geloof in een leven na de dood onzin is omdat ons bewustzijn te maken heeft met chemische processen in ons lichaam.
c. Dat de mens een sterfelijk wezen is, kan voor niet-godsdienstige mensen toch een zinvol gegeven zijn: het maakt het bestaan extra spannend en een uitdaging er iets goeds van te maken.
d. Frank, waarvan je zijn kijk op menselijke sterfelijkheid hebt gelezen, zegt dat hij het leven niet zo waardevol vond in de tijd dat hij niet aan de dood wilde denken.
e. De uitspraken a., b., c. en d. zijn allemaal onjuist.

Antwoord
Alle uitspraken zijn juist.